Speeltuin

Hallo Huis! Je bent steeds meer en meer van ons, maar ook steeds meer jezelf. Waar je eerst alleen nog bestond uit woorden en vage schetsen, een plan en een begroting, een planning in de tijd, ben je nu gegroeid tot meer dan een idee en materiaal alleen. Je bent heel vroeg opstaan in de ochtend, vaak vol energie en enthousiasme, soms ook met tegenzin omdat het lijkt alsof je niet meer groeien wilt. Je bent hele dagen buiten werken onder de walnotenboom, soms in de regen en vaak in de zon. Af en toe lijkt het alsof je jezelf bouwt en wij een instrument zijn in je ontstaan. Je bent heel veel nieuwe dingen leren, soms zoveel dat we overlopen en het niet meer kunnen opzuigen. Je bent er altijd, rustig sta je naast ons tijdens de lunch als we praten over jou of over onze mensenlevens en dat die op een gegeven moment eindigen. Je bent er als we thuis zijn en we je moeilijk uit ons hoofd kunnen zetten. Je bent een grote speeltuin en een verzameling van moois.

Liedjes leren

‘152’….’152’…..’binnen binnen?’ ‘ja, binnen binnen’ ‘149,3. ‘149,3. Nee, wacht even, ja, 149.3.’ ‘152.’ ‘152.’ Een heel rustgevend audio landschap; Hennie en Reinier zijn aan het meten en het klopt, de tonen van het noemen van de nummers, het ritme van trap op en trap af, de onuitgesproken tevredenheid die tussen de muren in blijft hangen en tussen alle regels in. Het resultaat van een hele dag componeren, de juiste toonladder vinden, samen leren spelen. Soms lijkt het alsof we het liedje nooit onder de knie gaan krijgen, slaan we elke keer de verkeerde noot aan, raken we net voor het refrein weer in de war (Moest dit stuk niet hiervoor? Of hoorde dat couplet pas daarna? Welk instrument speelde ik nou? En jij?).

Ik draai schroef, na schroef, na schroef in de platen, mijn lievelingsklusje. Al vanaf het begin van de bouw ‘mijn taak’, zonder dat dit ooit besloten is. Mijn handen weten zonder te kijken de weg, mijn lijf weet zonder na te denken welke handelingen het uit moet voeren. Plaats bepalen, een schroef tussen mijn lippen (of twee), een in mijn hand, op de wand drukken, schroeven, net diep genoeg, volgende. We hoeven niet meer te overleggen, iedereen kent het stuk nu goed genoeg om plezier te hebben in het spelen, het gaat vanzelf. We zijn moe genoeg om ons niet meer druk te maken over wat er nog komen moet, kunnen toch alleen maar in het moment zijn.

De platen reflecteren de zon als een spiegel, de lucht trilt van warmte in het bouwwerk. Als ik bovenop de ladder sta en boven het dak uit kan kijken voel ik de wind. Ik kijk uit over de maisvelden en een lucht vol met schapen. Het hout kraakt en piept soms onder het geweld van het zagen en rechtzetten, het leeft. Ik kijk naar alle plakken boom die me omringen, kan alle plaatsen zien waar takken hebben gezeten, besef me dat ik daar tussenin en omheen ga wonen. Dat maakt alles goed.

Zwart goud (of: het verhaal van poep!)

Jawel dames en heren, we gaan het hebben over poep, mensenpoep zelfs! We duiken de wondere wereld in van poep (en plas), van zwart goud en plantjes. Want afval bestaat eigenlijk gewoon niet.

Poep is vies, dat leer je al vroeg. Als baby was het nog ok om het ongegeneerd op de muren te smeren (kennen meer mensen dit verhaal?), maar dat wordt maar heel even gedoogd. Er wordt ons verteld dat poepen niet iets is waar je trots op hoort te zijn, tot het zo’n schaamtevolle bedoeling wordt dat je niet eens met de deur open durft te kakken. Terwijl poep eigenlijk niets anders is dan verteerd eten, en eten vinden we dan weer heel lekker. Nog belangrijker is misschien wel dat poep voedsel kan zijn voor iets anders: planten. Als je je dat bedenkt is het eigenlijk heel zonde dat we onze drollen dagelijks wegspoelen naar de onderwereld. We doen ons uiterste best om lekker en goed en gezond te eten, maar onze poep wordt, letterlijk, behandeld als stront. Het moderne spoeltoilet is gelijk een mooi symbool voor onze huidige manier van leven: we spoelen onze problemen door en we zijn er vanaf, magisch! Maar alles wat we niet meer zien bestaat nog steeds en wordt automatisch het probleem van iemand anders. Om maar niet te spreken over al het water wat we verbruiken met het doorspoelen (zo’n 35 liter per persoon per dag!). Laten we daarom eens kijken naar de waarde van onze ontlasting!

Wat is poep precies? Poep is het onverteerde restant van ingenomen voedsel, met wat bacteriën, afgeschilferde darmwandcellen en wat stoffen die in de darm worden afgescheiden, zoals bijvoorbeeld kleurstoffen. Klinkt niet heel smakelijk, maar plantjes vinden dit dus heerlijk! Het is niet voor niets dat mest (=poep) wordt gebruikt als plantenvoeding, ze groeien daar heel goed op. Voordat je nu denkt: prima, dan doe ik mijn grote boodschap voortaan gewoon in de moestuin. Hold your horses. Want poep bevat dus ook veel bacteriën en pathogenen. Daarom moet poep eerst gecomposteerd worden voordat het gebruikt kan worden als voeding voor planten. Het proces van composteren zorgen dat de pathogenen (ziekteverwekkers) in de poep dood gaan en je het veilig kan gebruiken.

De meningen zijn wat verdeeld over het gebruik van ‘humanure’, compost gemaakt van menselijke ontlasting. Sommigen vinden dat je dit alleen kan gebruiken voor sierplanten, anderen zijn van mening dat je de compost prima kan gebruiken voor je moestuin mits je je aan een aantal voorwaarden houdt. Belangrijk is dat de poep minstens 1 jaar (bij voorkeur 3 jaar) op een goede manier gecomposteerd is en er geen resten van medicatie in de poep zitten. Een plantaardig dieet scheelt een hoop! Aan het einde van het proces ontstaat er Zwart Goud, een delicatesse voor je plantvrienden.

Hoe ga je van poep naar zwart goud? Dat kan bijvoorbeeld door middel van het gebruik van een composttoilet, of zogenaamd droogtoilet. Wat eigenlijk niet zoveel meer is dan poepen op een emmer, met als belangrijk verschil dat de urine gescheiden wordt van de ontlasting. De poep wordt gemengd met droog materiaal zoals stro en zaagsel, dit zorgt voor kleine luchtkamers in de ontlasting die aerobe ontbinding bevorderen. Zodra de emmer vol is leeg je deze op de composthoop, je vermengd dit met bruin bladafval en keukenafval.

Naast onze angst voor poep zelf is de geur van poep iets waar we ons erg zorgen over maken. Je kan je helemaal te buiten aan luchtverfrissers en zelf-sprayende-blokjes die de stank ‘maskeren’. Nou lieve mensen, laat ik jullie voor eens en altijd uit de droom helpen: DIT WERKT NIET. Het ruikt hoogstens alsof je hebt lopen kakken in een dennenbos. Gelukkig ruik je een composttoilet niet! Omdat urine en ontlasting gescheiden worden en je de poep vermengd met droog materiaal. Ook weer opgelost!

Er zijn verschillende kant-en-klare composttoiletten op de markt, maar je kan er ook eenvoudig zelf een maken. Met een emmer en een urine-verdeler, zodat je de urine af kan voeren naar je helofytenfilter. Er zijn veel plastic urine-verdelers te krijgen, maar daar zaten we eigenlijk niet zo op te wachten. We hebben uiteindelijk een klein bedrijf gevonden wat urine-verdelers maakt (met de hand!) van porselein! Zie voor meer informatie de post op onze instagram.

In ons huisje gaan we gebruik maken van een composttoilet omdat we zoveel mogelijk zelfvoorzienend willen zijn en niet aangesloten willen worden op het net. We willen niet elke dag zoveel water verspillen terwijl dat niet nodig is en niet iets wegspoelen wat nog van nut kan zijn voor iets anders. De hele loop van het leven is circulair, het overblijfsel van de een is noodzakelijk voor de groei van iets anders, zo gaat er nooit wat verloren. Prachtig toch!

Bouwland

Inmiddels is wat zo onwerkelijk leek (een eigen huis bouwen) alweer drie weken drie-dagen-in-de-week-realiteit. Doordeweeks doen we het leven zoals we dat altijd doen, maar vanaf zaterdag transformeren we in een bouwvakkers-duo. Trekken we onze kluskleding aan, gaat Tim blijkbaar meer wijdbeens lopen, heet Reinier plotseling Rene, communiceren we vooral via handgebaren en halve woorden, fantaseren we over een nieuwe roeping (klusbedrijf ‘De Klus Kwijt’).

In het begin voelde de nieuwe jas iets onwennig, moesten we de taal nog leren en het tempo bepalen. We praten in duimen, kinderbeentjes, dinkiewinkies, spietjes, klisjes, haaksigheid, maatlatten en schoren. We worden onderwezen door een Bouw Veteraan, die in razend tempo meer dan 60 jaar aan ervaring aan ons probeert over te dragen. Die ons leert hoe belangrijk is dat er een scherpe punt aan je potlood zit, dat je de juiste woorden gebruikt, dat de juiste woorden voor een ding soms veranderen in andere woorden (de haakse hoek wordt soms een schrijfhaak en dan weer een winkelhaak).

Hoe meer tijd we spenderen in Bouwland, hoe vertrouwder het aan voelt. Langzaam wint de wereld van onze alter ego’s meer terrein, laten ze sporen achter van schroeven, zaagsel en timmermanspotloden in het dagelijks bestaan. Misschien is het makkelijker om in één wereld tegelijk te leven, in ieder geval minder vermoeiend. Toch voelt het alsof we elk weekend op vakantie mogen in een ander land.

Groene bubbel

Terwijl we in de bubbel zitten van het bouwen van ons huisje dringen daar de realiteiten van de wereld natuurlijk wel in door. Het is een schril contrast: de kansen en mogelijkheden wie we krijgen (altijd hebben gekregen) en enorme grote aantallen mensen die dat niet hebben, voor wie dat niet vanzelfsprekend is.

Het voelt lastig om hier iets over te zeggen vanuit een bevoorrechte positie omdat ik me niet kan voorstellen waar en hoe diep de pijnpunten liggen, bang om iets te zeggen wat nog meer pijn veroorzaakt, het verkeerd te doen. Maar hierover zwijgen is het, volgens mij, zeker niet goed doen. Dat ‘goed’ doen ligt ook ten grondslag van de bewuste en duurzame samenleving; ontspullen, geen dierlijke producten meer, alles biologisch, bewust zijn van waar de dingen die je koopt vandaan komen, minder vervuilen, anderen daarover vertellen (‘want dit is de juiste weg!’). Als (biologische) kers op de (veganistische) taart een Tiny House bouwen, op weg naar een leven vol minder en meer duurzaam en bewust van alles en heel veel kleine voetafdrukken. Wij hebben die keuze, wij hebben die mogelijkheid. Veel mensen hebben die niet.

Ik denk dat het goed is om ons daar niet alleen bewust van te zijn, maar daar ook meer over te leren, over in gesprek te gaan en onderdeel zijn van de verandering. Weten dat er grote ongelijkheid heerst, dat gezonder leven in een niet vervuilde omgeving toebehoort aan een selecte groep mensen en anderen daar geen toegang tot hebben of krijgen. Dat de directe slachtoffers van klimaatverandering de mensen zijn die minder kansen hebben. Duurzaamheid en bewustzijn moet breder worden getrokken en ook gaan over de ongelijkheid die er bestaat. Want hoe kunnen we een leven gaan leiden waarin we beter voor de wereld zorgen als dit alleen voorbestemd is aan een groene elite? Hoe kunnen we een duurzaam leven leiden in de wetenschap dat er structureel mensen onderdrukt worden?
Dus: oogkleppen af, luister en kijk, leer, laat de ongemakkelijkheid toe en open het gesprek.

Stilstaan en vooruit rennen

Terwijl de wereld stil viel werden wij net meegenomen door een stroomversnelling. Na een hele tijd van een afstandje gekeken te hebben, andermans ervaring proberen op te zuigen (hoe is het? hoe voelt het? hoe is het echt?), onze tenen in het water gestoken te hebben, beetje afwegen en proeven, toen was het moment ineens daar. Alsof we eerst nog rustig pootje badend aan de kant stonden te lummelen, elkaar een duwtje gaven (per ongeluk net iets te hard, natuurlijk) en plotseling grond onder onze voeten verloren en mee werden genomen door het water. Spannend! Eng spannend en leuk spannend, allemaal tegelijk.

We zijn vorig jaar, na grondig onderzoek (op het internet, vanaf de bank, met chips…) maar eens gaan kijken bij verschillende Tiny House bewoners. Want terwijl we heel stellig tegen elkaar zeiden dat dit was wat we wilden (na het eerste gesprek ooit wat we er over hadden gehad), wisten we dat natuurlijk helemaal niet. Zeker niet zonder ooit een huisje van binnen te hebben gezien. Alle geplande open dagen werden in de agenda gezet en werden onze weekend activiteit. Heerlijk om rond te kunnen kijken in de verschillende huisjes, bij allemaal andere mensen met de meest uiteenlopende persoonlijkheden. En ondertussen werden onze dromen steeds groter en ons gevoel steeds sterker: ja, dit is het!

Het bouwen in ons hoofd was begonnen en op die plek kan alles en is het oneindig. In een paar seconden staat je huis, trek je het weer uit elkaar, groeit er iets aan vast, keer je alles weer om. Dan blijkt het niet meer alleen te gaan om een bescherming tegen de elementen, maar een belichaming te zijn van wie je bent. Hoe leven we, welke routes leggen we af gedurende de dag, wat vinden we het belangrijkste? Daarmee vormt zich gelijk een kader voor al die oneindigheid, want niet alles is mogelijk omdat jij jij bent en ik ik.

Over alles moet een besluit worden genomen, elk klein hoekje en vlakje is door ons afgewogen en gemaakt. Millimeters worden uitvergroot tot kilometers en daardoor worden muizen soms olifanten. Terwijl we deze afstanden afleggen wordt de vorm steeds vaster en de plannen in ons hoofd steeds echter. Volgende week beginnen we met bouwen in de wereld die we kunnen vastpakken. Kunnen we onze dromen voor het eerst echt aanraken. En dan ineens watervrees, kunnen we dit wel? Willen we dit echt? Angst voor een realiteit die gaat tegenvallen, niet is zoals we het ons hadden voorgesteld. Maar dan beseffen we ons dat de dingen nooit zijn zoals je ze het voorgesteld, daar de schoonheid in zit. Lekker zwemmen.

Ontspul Eindbaas

In hemelsnaam: waarom dan? Waarom een Tiny House? Horen we van veel mensen, of we horen het ze denken. Wat wel te begrijpen is als je ons kent… Het hele ‘terug-naar-de-natuur-lekker-je-eigen-ding-doen-gebeuren’ is ons namelijk op ons lijf geschreven, maar leven met weinig spullen zeker niet!

We zijn geen materialistische modepopjes, maar wel notoire verzamelaars. Combinatie van een beeldend kunstenaar die alles ‘misschien nog wel een keer kan gebruiken’ voor een werk (terwijl het huis ondertussen uitpuilt van de zakken schapenwol, verschillende soorten stof, papier, ijzerwaren) en een jongeman die overal pallets vandaan haalt voor projectjes die misschien wel, of misschien niet het daglicht gaan zien en er daarnaast een heuse paddenstoelen kwekerij op na houdt. We zijn gewoon chaotisch en gooien bijna nooit iets weg. We kunnen het mooier maken dan het is, maar dat is de waarheid. Kleiner wonen en ontspullen is dan best wel een ding…

Tot nu toe hebben we ons beperkt tot de ‘makkelijke’ categorieën; zoals kleding en keukenspullen. Dit gaat ook allemaal in fases. Fase 1 bestond uit dingen weg doen die stuk waren of waarvan we niet eens wisten dat het bestond. Daarna klopten we onszelf goedkeurend op de borst, ‘fantastisch, we hebben ontspuld!’ Tot je erachter komt dat je gewoon een keer goed opgeruimd hebt en dit nog niet zoveel te maken had met minderen. De volgende fase is al wat pijnlijker, dan moet je gaan nadenken over dingen die nog wel bruikbaar of mooi zijn, maar je niet meer gaat gebruiken om welke reden dan ook. Uiteindelijk bereik je de laatste fase waarin je rigoureus gaat snoeien. Dat gaat ook veel makkelijker als je de andere fases met tijd daartussen hebt doorlopen. Dan wen je aan het idee van dingen weg doen, merk je dat je de dingen die je al weg hebt gedaan helemaal niet mist en krijg je steeds meer gevoel voor wat je daadwerkelijk nodig hebt en gebruikt. We proberen nu van tevoren een kastje of een krat aan te wijzen waar alles in moet passen en gaan dan aan de slag. Met vlagen heel frustrerend, maar als het dan eenmaal lukt vieren we een klein feestje!

Dat ons ontwerp steeds meer vorm begint te krijgen helpt ook met ontspullen. We hebben nu veel meer zicht op hoeveel opbergruimte we in ons huisje gaan krijgen, dus passen we daar ons opruim-regime op aan.
Tot nu toe is het best wel leuk; andere eigenaren zoeken voor onze afdankertjes. Ook wel wonderlijk om te zien hoeveel zooi je in je leven kan verzamelen en jaren met je mee verhuisd (en daar dan niet over nadenkt). Al die troep, hoe waardevol of betekenisvol dan ook, zorgt ook voor veel ruis. Dat merken we eigenlijk pas sinds we er aandacht aan besteden en aan het ruimen zijn. We zijn nog niet begonnen aan De Eindbaas (atelier en paddenstoelen familie), die bewaren we lekker voor later.

Waar is Walden?

Als we van huis zijn, met de camper of de tent, voelt het soms weer als de eerste keer dat je zonder ouders op ‘vakantie’ bent. Ik herinner me een expeditie in het bos bij mijn ouderlijk huis. Tent mee en daar een nacht in slapen, vuurtje maken en daar een blik bonen boven opwarmen in de wildernis! (10 minuten wandelen van de woonwijk). Overgeleverd aan de ‘natuur’, geen betonnen muren meer om je heen, geen verwarming, geen televisie. Het heeft me altijd verwonderd dat het zo fijn voelt om het gemak van een huis van je af te pellen, misschien ook omdat het tijdelijk is. Omdat je ervoor kiest om dat te doen en uiteindelijk weer de veiligheid en het comfort op kunt zoeken.

Ik denk dat ik iemand ben die relatief lang zonder luxe kan, maar na een week met elke dag regen je verkleumde lijf in een tentje proppen, tegen beter weten in probeert om de binnenkant van de tent droog en schoon te houden (verloren zaak vanaf het eerste moment dat je toch met een schoen vol modder in de binnentent terecht komt), je in je slaapzak op je matje in slaap probeert te vallen terwijl er een steen in je bil prikt, dan is een huis met cv en een eindeloze douche heel erg welkom. Doe ik net alsof ik niet weet dat dat water ergens vandaan moet komen, er energie nodig is om dat op te warmen, het niet in het afvoerputje oplost.

We nemen het allemaal vaak voor lief; dat er water uit de kraan komt zoveel je wilt, de lichten aan gaan als het donker wordt, de verwarming zijn werk gaat doen als je de knop van de thermostaat een kwart slag draait. We spoelen het toilet door, geen moment nadenkend over waar we het heen spoelen. Denker en schrijver Paul Kingsnorth noemt de wc de perfecte metafoor voor hoe de huidige maatschappij werkt: we trekken door en ons afval verdwijnt. „Je merkt er niets meer van, tot je er diep in zit.”

Walden draait voor mij om het meer bewust willen zijn van de keten van het dagelijkse bestaan. Ik wil niet meer niet weten waar het water vandaan komt en waar mijn afval heen gaat. Op expeditie in eigen leven, in de wildernis van de hoeveelheid zonuren, het opvangen van regenwater en het avontuur van een composttoilet. Het vinden van Walden begint daar.