Inmiddels is wat zo onwerkelijk leek (een eigen huis bouwen) alweer drie weken drie-dagen-in-de-week-realiteit. Doordeweeks doen we het leven zoals we dat altijd doen, maar vanaf zaterdag transformeren we in een bouwvakkers-duo. Trekken we onze kluskleding aan, gaat Tim blijkbaar meer wijdbeens lopen, heet Reinier plotseling Rene, communiceren we vooral via handgebaren en halve woorden, fantaseren we over een nieuwe roeping (klusbedrijf ‘De Klus Kwijt’).
In het begin voelde de nieuwe jas iets onwennig, moesten we de taal nog leren en het tempo bepalen. We praten in duimen, kinderbeentjes, dinkiewinkies, spietjes, klisjes, haaksigheid, maatlatten en schoren. We worden onderwezen door een Bouw Veteraan, die in razend tempo meer dan 60 jaar aan ervaring aan ons probeert over te dragen. Die ons leert hoe belangrijk is dat er een scherpe punt aan je potlood zit, dat je de juiste woorden gebruikt, dat de juiste woorden voor een ding soms veranderen in andere woorden (de haakse hoek wordt soms een schrijfhaak en dan weer een winkelhaak).
Hoe meer tijd we spenderen in Bouwland, hoe vertrouwder het aan voelt. Langzaam wint de wereld van onze alter ego’s meer terrein, laten ze sporen achter van schroeven, zaagsel en timmermanspotloden in het dagelijks bestaan. Misschien is het makkelijker om in één wereld tegelijk te leven, in ieder geval minder vermoeiend. Toch voelt het alsof we elk weekend op vakantie mogen in een ander land.