Liedjes leren

‘152’….’152’…..’binnen binnen?’ ‘ja, binnen binnen’ ‘149,3. ‘149,3. Nee, wacht even, ja, 149.3.’ ‘152.’ ‘152.’ Een heel rustgevend audio landschap; Hennie en Reinier zijn aan het meten en het klopt, de tonen van het noemen van de nummers, het ritme van trap op en trap af, de onuitgesproken tevredenheid die tussen de muren in blijft hangen en tussen alle regels in. Het resultaat van een hele dag componeren, de juiste toonladder vinden, samen leren spelen. Soms lijkt het alsof we het liedje nooit onder de knie gaan krijgen, slaan we elke keer de verkeerde noot aan, raken we net voor het refrein weer in de war (Moest dit stuk niet hiervoor? Of hoorde dat couplet pas daarna? Welk instrument speelde ik nou? En jij?).

Ik draai schroef, na schroef, na schroef in de platen, mijn lievelingsklusje. Al vanaf het begin van de bouw ‘mijn taak’, zonder dat dit ooit besloten is. Mijn handen weten zonder te kijken de weg, mijn lijf weet zonder na te denken welke handelingen het uit moet voeren. Plaats bepalen, een schroef tussen mijn lippen (of twee), een in mijn hand, op de wand drukken, schroeven, net diep genoeg, volgende. We hoeven niet meer te overleggen, iedereen kent het stuk nu goed genoeg om plezier te hebben in het spelen, het gaat vanzelf. We zijn moe genoeg om ons niet meer druk te maken over wat er nog komen moet, kunnen toch alleen maar in het moment zijn.

De platen reflecteren de zon als een spiegel, de lucht trilt van warmte in het bouwwerk. Als ik bovenop de ladder sta en boven het dak uit kan kijken voel ik de wind. Ik kijk uit over de maisvelden en een lucht vol met schapen. Het hout kraakt en piept soms onder het geweld van het zagen en rechtzetten, het leeft. Ik kijk naar alle plakken boom die me omringen, kan alle plaatsen zien waar takken hebben gezeten, besef me dat ik daar tussenin en omheen ga wonen. Dat maakt alles goed.